1. Wat zijn wormen bij honden en katten?

Honden en katten kunnen besmet raken met verschillende soorten wormen. De meest voorkomende zijn:

  • Spoelwormen – komen vaak voor bij puppy’s en kittens;
  • Lintwormen – vaak zichtbaar als “rijstkorrels” rond de anus of in de vacht;
  • Haakwormen en zweepwormen – minder zichtbaar, maar kunnen wel veel klachten geven.

Je ziet wormen niet altijd met het blote oog. Soms merk je alleen de klachten, zoals diarree, gewichtsverlies of een doffe vacht.

Ook dieren die je vooral binnen houdt, kunnen toch wormen krijgen. Besmetting kan bijvoorbeeld via de moeder, rauw voer, vlooien of via buiten komen onder je schoenen.

2. Hoe herken je wormen bij je huisdier?

De symptomen verschillen per dier en per wormsoort. Veelvoorkomende signalen zijn:

  • Wormen of witte “rijstkorrels” in de ontlasting of rond de anus;
  • Diarree of wisselende ontlasting;
  • Een bolle buik, vooral bij puppy’s en kittens;
  • Gewichtsverlies ondanks normaal eten;
  • Een doffe of slechte vacht;
  • “Sleetje rijden” – over de grond schuiven met de billen;
  • Hoesten of benauwdheid bij ernstige spoelwormbesmetting.

Heeft je hond of kat ook dunne ontlasting of braken? Lees dan ook wat je doet bij diarree bij je huisdier.

3. Is een wormbesmetting gevaarlijk?

Een milde besmetting geeft soms weinig klachten, maar wormen kunnen op langere termijn wel schadelijk zijn:

  • Verminderde weerstand;
  • Gewichtsverlies en slechte conditie;
  • Uitdroging door diarree en braken;
  • Bloedarmoede bij ernstige besmetting;
  • Bij puppy’s en kittens: groeiachterstand en in ernstige gevallen zelfs levensbedreigend.

Neem wormen bij jonge dieren altijd serieus. Puppy’s en kittens zijn veel gevoeliger en kunnen snel achteruit gaan.

4. Eerste hulp: wat doe je direct als je wormen ziet?

Blijf rustig, maar kom wel in actie:

  • Probeer ontlasting of “rijstkorrels” te bekijken of maak een foto voor je dierenarts;
  • Ruim ontlasting direct op, zowel binnen als buiten;
  • Laat kinderen uit de buurt en was handen na contact;
  • Noteer wanneer je de wormen hebt gezien en welke klachten je dier nog meer heeft (diarree, overgeven, afvallen).

Bij twijfel kun je ontlasting bewaren in een schoon potje (koel, niet invriezen) voor eventueel onderzoek bij de dierenarts.

5. Ontwormen in stappen

In veel gevallen is een geschikte ontwormkuur voldoende om de besmetting aan te pakken. Zo pak je het gestructureerd aan:

  1. Weeg je dier zo nauwkeurig mogelijk, zodat je de juiste dosering kunt geven.
  2. Kies een geschikt ontwormmiddel voor hond of kat, afgestemd op gewicht en leeftijd.
  3. Lees de bijsluiter goed door en volg de instructies precies op.
  4. Dien de kuur toe als tablet, pasta of druppels (afhankelijk van het product).
  5. Herhaal de kuur als dat in de bijsluiter of door je dierenarts wordt geadviseerd, vaak na 2–3 weken.

Geef nooit medicijnen die voor mensen bedoeld zijn aan dieren. Gebruik ook geen willekeurige middelen door elkaar, maar stem dit af met je dierenarts.

6. Hygiëne in huis en tuin

Goede hygiëne helpt herbesmetting voorkomen:

  • Ruim ontlasting van je hond buiten direct op;
  • Maak de kattenbak dagelijks schoon en ververs regelmatig het grit;
  • Was mandjes, dekentjes en kussens regelmatig op hoge temperatuur;
  • Stofzuig vaker, zeker in huizen met jonge kinderen;
  • Laat kinderen na het spelen met dieren altijd hun handen wassen.

Let extra goed op zandbakken: afdekken kan helpen voorkomen dat katten erin poepen.

7. Wormen bij puppy’s en kittens

Jonge dieren zijn vaak al besmet vanaf de geboorte (via de moeder) of via de moedermelk. Daarom is een specifiek schema belangrijk:

  • Vanaf 2 weken leeftijd regelmatig ontwormen (bijvoorbeeld op 2, 4, 6 en 8 weken);
  • Daarna maandelijks tot ze ongeveer 6 maanden oud zijn;
  • Vervolgens overgaan op het normale volwassen schema (zie verderop).

Overleg altijd met je dierenarts over het beste ontwormschema voor jouw pup of kitten.

8. Wanneer moet je naar de dierenarts?

Neem contact op met je dierenarts als:

  • je dieren er erg ziek uitzien (sloom, veel afvallen, niet eten);
  • je dier ondanks ontwormen klachten blijft houden;
  • er bloed bij de ontlasting zit;
  • je dier veel braakt of uitdrogingsverschijnselen heeft;
  • het gaat om een pup, kitten, oud of chronisch ziek dier;
  • je niet zeker weet welk middel je moet gebruiken.

Bij ernstige klachten of een sterk opgezwollen buik bij jonge dieren is het altijd spoed.

9. Hoe vaak moet je ontwormen?

Er is geen één schema dat voor alle dieren perfect is, maar als algemene richtlijn wordt vaak gebruikt:

  • Honden: 4 keer per jaar ontwormen (dus elke 3 maanden);
  • Binnenkatten: 2–4 keer per jaar, afhankelijk van risico;
  • Buitenkatten: 4–6 keer per jaar, omdat ze meer prooien vangen.

Katten en honden die veel muizen of andere prooien vangen, hebben vaak extra risico. Overleg dan met je dierenarts over een aangepast schema.

10. Wormen, vlooien en teken: de link

Bij lintwormen spelen vlooien vaak een belangrijke rol. Een dier likt of bijt vlooien uit de vacht en raakt zo besmet met lintworm.

  • Zie je “rijstkorrels” in de vacht? Controleer dan ook op vlooien;
  • Behandel je dier niet alleen tegen wormen, maar ook tegen vlooien;
  • Controleer bij buitenkatten en honden ook regelmatig op teken.

Lees ook: wat je doet bij vlooien en teken bij hond of kat.

11. Kunnen mensen ook besmet raken?

Sommige wormen zijn zoönosen, wat betekent dat ze ook mensen kunnen besmetten, vooral jonge kinderen.

  • Laat kinderen niet spelen op plekken waar veel honden- of kattenpoep ligt;
  • Was altijd handen na contact met dieren en na buitenspelen;
  • Ruim ontlasting zoveel mogelijk op, ook in de eigen tuin.

Heb je zorgen over je eigen gezondheid of dat van je kind? Neem dan contact op met je huisarts.

Bekijk ook gerelateerde artikelen zoals diarree bij je huisdier, ernstige jeuk bij hond of kat, vlooien bij hond of kat of ga naar het volledige artikeloverzicht.